In de zomerspecial van Margriet, Margriet More, staat mijn korte verhaal: ‘Dom, dom blondje.’ De special is meegestuurd naar abonnees en niet bij de kiosk of boekhandel verkrijgbaar. Voor de geïnteresseerden daarom ook op mijn site: Dom, dom blondje.
Het vleesmes legde ik onder mijn truitje op het nachtkastje. Ik testte of ik erbij kon, als ik bovenop zat. Dat kwam er altijd wel een keertje van. Dan genoot hij het meest van mijn borsten en kon hij er het best bij, zei hij altijd. De afstand was geen probleem, mijn arm hoefde ik niet eens helemaal te strekken. Ik maakte een soepele, stekende beweging. Nu nog zonder weerstand.
Het komt misschien omdat ik van buiten te mooi ben en van binnen te veel als riet, meebuigend om het mensen naar de zin te maken. Zelf zag ik het niet, de buitenkant, ik heb het vooral van horen zeggen. Ik kon in de spiegel kijken wat ik wilde maar het beeld dat reflecteerde was dat van een onzeker en weifelend meisje, veel jonger dan de 32 jaar die ik nu tel. Dit is vermoedelijk de reden dat ik me wentelde in de aandacht die ik kreeg vanwege de combinatie van mijn uiterlijk en innerlijke onzekerheid die kwetsbaar maakt. Kwetsbaarheid is in je gedrag niet weg te compenseren omdat je het kunt ruiken en proeven, meer nog dan dat je het ziet.
Mijn eerste echte liefde was Valentijn. Ik ontmoette hem toen ik begin twintig was. Hij was leuk en charmant, hield de deur voor me open, hielp me in mijn jas; dingen die ik tot die tijd alleen in romantische films had gezien, maar dan zo romantisch dat je wist dat ze niet over het echte leven gingen. Hoewel hij vaak weg was omdat hij het druk had, waren we ook veel samen en we kregen een prachtige zoon, Pepijn.
Ik woonde min of meer samen met Valentijn want hij had geen ander huis dan het mijne dus als hij niet weg was voor zijn werk, wat het dan ook was, verbleef hij bij mij. Tot hij op een dag zei dat hij nu misschien wat langer wegbleef, dat hij niet precies wist voor hoelang, dat ik me geen zorgen hoefde te maken maar dat hij er niets aan kon doen. Ik begreep het niet. Maar dat hoefde ook niet, zei hij, en hij ging de deur uit.
Valentijn kwam niet terug, ook niet toen ‘wat langer’ al voorbij was.
De enige die me toen hielp was Xander, niet mijn chef maar wel mijn uiteindelijke baas. Ik was receptioniste en telefoniste, en daar was ik goed in. Ik kreeg nooit een slechte beoordeling. Xander zei heel vaak iets aardigs tegen me als hij langsliep, gaf me een knipoog, zei dat ik er weer goed uitzag en wenste me een fijne avond en nacht of een mooi weekend. Ik was één van de weinigen waar hij vriendelijk tegen deed. Vlak nadat Valentijn niet bleek terug te komen kreeg ik van mijn chef te horen dat mijnheer Van Dalen, Xander dus, mij graag wilde spreken. Toen ik in zijn kamer stond wees hij naar een stoel voor zijn bureau en ik ging een beetje schuin zitten zonder ook maar enig idee wat ik hier deed. Hij had een ruime kamer, met een houten bureau en een langwerpige vergadertafel.
‘Ik heb begrepen,’ begon hij, ‘dat je in een moeilijke fase zit en dat je verlaten bent door je man. Ik wil je graag helpen.’
Ik keek hem verbaasd aan. Ik vroeg me af hoe hij dit allemaal wist, had amper zelf het idee dat Valentijn me verlaten had en begreep al helemaal niet hoe hij meende te kunnen helpen. Ik zei niets.
‘Mijn assistente heeft haar baan opgezegd. Ik denk dat je meer in je hebt dan achter de receptie zitten en de telefoon opnemen, en ik wil je graag de kans geven mijn assistente te worden.’ Hij was opgestaan en half naast me komen staan zodat hij beter naar binnen kon kijken. Daar was hij goed in, ik had het vaker gemerkt.
Zo werd ik zijn assistente en ik was blij met de kans die hij me bood. Ik vond hem oprecht aardig en zeker ook aantrekkelijk, en zag er geen kwaad in dat hij me soms aanraakte als hij langsliep, zijn hand op mijn schouder legde, op mijn arm en soms even op mijn rug. Hij mocht me graag. En ik hem. Toen ik merkte dat hij me niet per ongeluk aanraakte, glimlachte ik zelfs naar hem.
De eerste keer seks hadden we op kantoor, laat op de dag. Hij had zijn hand eerst op mijn schouder gelegd en daarna op mijn borst, en hij zei dat hij me mooi vond. Daarna zei hij dat ik de knoopjes van mijn blouse moest losmaken, wat ik zonder te aarzelen deed. Ik vond het opwindend, had steeds geweten dat het er een keer van ging komen, zag dat hij sneller ademde terwijl hij naar me keek. Ook als ik het in mijn hoofd gewild zou hebben, had mijn lichaam onmogelijk kunnen tegenspartelen toen hij me voorover over de vergadertafel duwde, mijn rok omhoog deed en slipje naar beneden trok en in me kwam. Het was razend spannend en ik voelde me trots. ‘Heerlijk,’ zei hij, ‘ik heb je al zolang willen hebben. En nu ben je van mij. Helemaal.’
Zo had ik het misschien jaren kunnen volhouden, ik met Pepijn, Xander met zijn vrouw en Xander en ik soms samen, vaak in een hotel. Maar in een café ontmoette ik een andere man. Hij was groot, met een mooi getinte huid. Hij werkte in de horeca, vertelde hij en dit was één van zijn zaken, die hij runde met twee partners. Hij bood mij en mijn vriendin, de buurvrouw eigenlijk, een drankje aan en daarna nog een en toen mijn vriendin naar de wc ging, vroeg hij of hij mijn telefoonnummer mocht hebben. Ik aarzelde, vooral omdat ik niet wist wat Xander ervan zou vinden, maar deed het toch. Het leek me een lieve, zachtaardige man, net ietsje jonger dan ik, maar dat verschil mocht geen naam hebben. Hij deed aan karate en heette Edvard. Hij belde en daarna begonnen we elkaar steeds vaker te zien. Het voelde goed, al zei ik er nooit een woord over tegen Xander.
Edvard was lief voor mij en heel aardig voor Pepijn maar niet altijd even zachtaardig voor iedereen. Dat merkte ik toen we in een café waren waar, volgens Edvard, terwijl hij even ergens anders was blijven hangen, een man meer aandacht aan me schonk dan netjes was, zoals Edvard het noemde. Die man gaf een blijkbaar iets te grote mond terug en voor ik het wist lag hij op de grond, bloedend aan zijn gezicht en met een rare knik in zijn been.
‘Andere mannen blijven uit de buurt van mijn vrouw, begrepen?’ zei Edvard, en hij zei het meer tegen mij dan tegen andere mannen. Toen wist ik zeker dat ik moest stoppen met Xander, iets dat ik al wel eerder had overwogen maar ik had nooit precies geweten hoe ik dat moest doen. Opeens was ik als de dood dat Edvard het zou merken als een andere man te dichtbij was geweest, dat hij het direct zou weten als ik seks had gehad met Xander want ik kon me niet voorstellen dat hij dat niet zou voelen, ook al had ik extra goed gedoucht en twee keer mijn tanden gepoetst.
Xander was woedend toen ik hem, een paar dagen later, want eerder durfde ik het niet, vertelde dat ik niet meer wilde afspreken in een hotel. Dat ik een nieuwe vriend had. Dat het niet meer goed was ook met hem te vrijen.
‘Dat komt door die Edvard Croes zeker,’ snoof Xander. ‘De jongen met die losse handjes.’ Het begon te draaien in mijn hoofd. Hoe wist Xander over Edvard? En als Xander over Edvard wist, dan kon het andersom ook.
De volgende dag, in alle vroegte, werd Edvard van mijn bed gelicht door de politie, collega’s van me nota bene. Ze zeiden sorry tegen me en vertelden dat Edvard werd verdacht van mishandeling. Ik wist direct dat het kwam door Xander, commissaris van politie. Op het bureau knipte en boog altijd iedereen voor hem en ik wist dat het voor hem een peuleschilletje moest zijn geweest om Edvard via een vriendje bij het Openbaar Ministerie Edvard te laten oppakken.
Toen ik een paar uur later zijn kamer binnenstapte, zei ik geen goedemorgen. Ik concentreerde me op de dingen die ik in mijn hoofd had geoefend. ‘Ik wil dat je Edvard laat gaan,’ zei ik.
‘Ik heb inderdaad gehoord dat hij opgepakt is. Sorry Elza, als ik het kon zou ik het doen, dat weet je. Maar dat ligt in handen van het OM.’ Hij keek me glimlachend aan, een glimlach als een gure oostenwind, die niet je wangen maar je ziel geselt.
‘Je doet dit vanwege mij. Omdat ik niet meer met je wil afspreken. Maar ik ga toch niet meer met je afspreken. Wat je ook doet.’ Ik keek hem recht aan toen ik het zei en wat ik zei klonk best krachtig.
Hij stond op, zijn hoofd werd een beetje ronder, de vorm die het kreeg als hij boos werd. Ik had het vaker gezien maar nooit was dat vanwege mij geweest. De dictator, werd hij op het bureau vaak genoemd, Mussolini soms. Hij moest altijd in alles gelijk hebben.
‘Ik heb je alle kansen gegeven. Ik heb je mijn assistente gemaakt terwijl collega’s dachten dat je eigenlijk de receptie niet aankon, ik heb mijn huwelijk op het spel gezet voor jou. Dus waag het niet te zeggen dat je niet meer met mij wilt afspreken.’ Hij haalde even adem, zijn boosheid ging over in ingehouden woede en omdat hij hier niet kon schreeuwen ging hij juist zachter praten. ‘Ik neem alles van je af. Edvard zal verdwijnen zoals Valentijn is weggegaan. Pas op wat je doet. Het kan altijd erger.’
Ik snapte het niet. Wat had hij met Valentijn te maken? ‘Valentijn, wat is er met Valentijn?’
Xander schoof een lade op, schoof wat papieren opzij en pakte een paspoort. Hij sloeg het open bij de foto van Valentijn.
‘Hier, dom blondje. Wees blij dat ik je van die oplichter heb bevrijd.’
Het duizelde me, heel even dacht ik dat hij mooi blondje had gezegd, want zo noemde Edvard me vaak. Of lief blondje.
Xander boog zich over het bureau naar me toe. ‘Morgenavond zie ik je in ons hotel. Waag het niet te weg te blijven. Tegenstribbelen mag je daar wel. Graag zelfs, maakt het extra leuk. Nu ga je weer gewoon aan je werk. Dat is beter voor jou. En ook veel beter voor Pepijn. Hoor je? Pepijn.’
Ik ging die dag eerder weg, zonder het tegen Xander te zeggen. Ik wilde Pepijn ophalen van school, ik wilde er zelf zijn, ik wilde hem meenemen naar huis en de deur op slot doen. We aten wat er in huis was en ik legde hem in bed en bleef naast hem liggen tot hij sliep. Ik ging zelf ook vroeg naar bed, probeerde in slaap te komen, maar dat lukte van geen kant. Ik ging eruit en begon te zoeken, ik deed alle laden open, zocht in kasten, kroop in de bergruimte waar het donker en vol was, scheen met een zaklantaarn, maar vond niets anders dan rommel, oude kleren. Een zak met oude kleren van Valentijn.
Ik trok de vuilniszak het berghok uit en droeg die naar de woonkamer. Ik vond broeken, overhemden, een trui en een jasje. Voelde in zijn zakken. Er verschenen papieren zakdoeken, brillendoekjes, een sleutel, een paar visitekaartjes.
Een visitekaartje van de commissaris van politie, Mr. X. van Dalen. Er stond een datum op: 24 juni. Ik hoefde niet eens na te denken om te weten dat dit, een paar jaar geleden, de dag was geweest waarop Valentijn mijn huis voor de laatste keer had verlaten.
Alles viel op z’n plek. Valentijn, nu Edvard, straks Pepijn? Ik sliep die nacht niet meer, maar was ijzingwekkend kalm en ademde geen zuurstof in maar zekerheid. Ik zag toen ik opstond een andere Elza in de spiegel, waarna ik de spullen bij elkaar zocht die ik nodig had. Ik bracht Pepijn naar school en ging gewoon naar kantoor. Ik deed niet echt aardig tegen Xander, want dan zou hij misschien op zijn hoede zijn. ‘Ik ga vast,’ zei ik tegen hem, expres een beetje bozig, aan de het einde van de dag. ‘Heel goed meisje, tot zo’, antwoordde hij met een superieure glimlach, die me volstrekt koud liet.
Het was een mooie, plezierige dag, nog net iets meer voorjaar dan zomer. Ik fietste rustig naar het hotel.
Alles lag klaar toen hij binnenkwam. Mijn truitje op het nachtkastje. Hij pakte mijn kin in een hand, ruw. ‘Kleed je uit.’ Anders nam hij de tijd, nu wilde hij zijn macht tonen, wist ik. Ik vond het best, hoe sneller hoe beter. Toen ik naakt was, begon hij zich uit te kleden. Om niet te hoeven blijven staan vluchtte ik even de badkamer in, ademhalen, moed verzamelen; ik smeerde een beetje olie om niet te droog te zijn. Toen ik terugkwam lag hij op bed op zijn rug, naakt, spelend met zichzelf. ‘Dit lijkt me een mooi plekje om op te zitten,’ zei Xander, en ik deed wat van me verwacht werd.
‘Op en neer, op en neer. Goed zo.’
Nu. Dit was het moment. Ik liet me voorovervallen, mijn hand reikte onder het truitje en pakte…. niets. Het mes was weg.
Een rauwe lach. ‘Zocht je dit soms?’ Hij zette het mes tegen mijn linkerborst, waardoor ik snel rechtop moest zitten. ‘Dacht je echt dat jij de commissaris een mes door zijn liefhebbende hart zou kunnen steken?’
Hij prikte ergens waar mijn hart klopte. Het puntje ging omhoog, naar mijn keel en ik hoefde niet eens wat te vragen, want hij begon uit zichzelf te vertellen. Hoe hij Valentijn uit mijn leven had laten verdwijnen, dat hij al eerder had overwogen om Edvard op te laten pakken. Dat ik vanaf nu heel goed moest begrijpen dat ik geen stap kon zetten zonder dat hij het wist, dat elke andere man op minder dan twee meter afstand een overtreding van de regels was, en dat Pepijn de straf zou ondergaan. ‘Blijf bewegen, op en neer, op en neer.’ Het leek of hij harder en voller was dan anders. Hij prikte met het mes in mijn borsten. ‘Jij bent van mij tot ik deze borsten zat ben. Snap je? Dom blondje. Dom, dom blondje. Dom, dom blondje.’ En toen kwam hij.
Ik spurtte naar de badkamer. Daar lagen mijn reservekleren in een kastje. Ik schoot ze aan. Douchen zou ik thuis wel doen. Hij keek verbouwereerd toen ik aangekleed de badkamer uitkwam, ik griste mijn tas en mijn telefoon van de tafel en was de kamer uit voor hij iets kon zeggen.
‘Hier staat alles op,’ zei ik tegen de twee collega’s die in de gang wachtten, en ik wees ze hoe ze de app op de telefoon konden afspelen.
Bio:
Renee van Amstel is auteur van de erotische romans De overgave van Floor en Het spel van Floor. Het derde deel, De extase van Floor verscheen eind juni. Deze serie is uitgegeven door Karakter Uitgevers.
Renee van Amstel is een pseudoniem voor René Brouwer, onder meer auteur van de literaire thriller De vrouw van de ambassadeur.
1